Klinische casus: Terminale baarmoederhalskanker

 

Halverwege oktober 2002 word ik benaderd door familieleden van een patiënte van 63 jaar met baarmoederhalskanker, die volgens de artsen van de organisatie van terminale patiënten die haar begeleidt een maximale levensverwachting heeft van ongeveer een maand.

Ontslagpapieren van 21 oktober 2002:
“Op 21 oktober 2002 wordt mevrouw Z. G. (status 2002/...) ontslagen, die sinds 29 september 2002 opgenomen is geweest. De patiënte met een lokaal geavanceerd baarmoederneoplasma heeft last van metrorragie en aanvallen van overgeven. Er is een infuusbehandeling met intraveneuze antibiotica vanwege hyperpyrexie uitgevoerd, evenals een topische vaginale behandeling. De patiënte wil geen palliatieve chemotherapeutische behandeling. De thuiszorg is ingeschakeld en de nefrostoma’s worden periodiek gecontroleerd. Bijgevoegd een kopie van de uitgevoerde onderzoeken.”
Ik maak de familieleden duidelijk welke therapeutische moeilijkheden er zijn bij het behandelen van patiënten die zich in een zo vergevorderd stadium van ziekte bevinden (niet omdat de bicarbonaatoplossingen niet effectief zijn, maar omdat er onnoemelijk veel oncontroleerbare bijkomstigheden kunnen optreden).
Maar een eerste behandeling kan alleen worden uitgevoerd op de grootste massa, terwijl ik voor een andere massa die in contact staat met de ileo-psoas (lendenspier) en voor andere laesies in de lever opmerk dat de ontwikkeling van de ziekte even moet worden afgewacht voordat er wordt besloten of het goed is om in te grijpen.
Desondanks besluiten de familieleden om mijn behandelmethode te laten uitvoeren. Het buikgezwel beslaat een zeer groot deel van de buik, van de baarmoederhals tot aan de navel en is in een zo vergevorderde staat dat ook het rectum is binnengedrongen en aangetast, evenals beide urinebuizen, zodat er twee nefrostoma’s moesten worden aangebracht om de urine af te voeren. Gezien de omvang van de massa was ook palliatieve bestraling afgeraden door de radiotherapeuten.
Hier moet aan worden toegevoegd dat er tevens sprake is van een constante toestand van koorts, een aanzienlijke afname van het lichaamsgewicht en aanhoudende pijnsymptomen die worden behandeld met analgetica.
Nadat ik, samen met een collega radioloog, de patiënte thuis heb onderzocht, wordt meteen besloten om een katheter in de massa aan te brengen met het doel om zoveel mogelijk necrotisch materiaal af te voeren en om vervolgens een behandeling uit te voeren met natriumbicarbonaatoplossingen van 5% om alle neoplastische koloniën te vernietigen, in de hoop dat er een cicatrisatie van de neoplastische massa optreedt.
Daarnaast is er ook een behandeling met bicarbonaatoplossingen via de vagina uitgevoerd.
Na ongeveer twee weken is het mogelijk om slechts enkele cc’s natriumbicarbonaat te injecteren, wat een teken is dat de massa aanzienlijk is afgenomen. Dit wordt bovendien bevestigd door een pyelografie via de nefrostoma die is uitgevoerd op 15 november 2002, die spreekt van een “regelmatige zichtbaarheid van de nierkelken door het contrastmiddel... De vernauwing van de urinebuis verhindert de doorgang van het contrastmiddel echter niet en dit komt al snel in de blaas terecht.” Met andere woorden: de patiënte begint ook weer op normale wijze te urineren.
Bij de CT-scan van de buik, uitgevoerd op 29 november 2002, blijkt dat de massa is afgenomen.
Omdat de klinische toestand van de patiënte constant verbetert, wordt besloten om de behandeling met natriumbicarbonaatoplossingen van 5% te intensiveren in een poging om de tumorkoloniën zoveel mogelijk te vernietigen.Hiervoor worden er twee katheters aangebracht: eentje in de buikvliesholte, om de oplossingen te injecteren in de bekleding van het kleine bekken; de andere rechtstreeks in de hypogastrische slagader die naar de plaats van het neoplasma in de baarmoeder en het rectum loopt.
Daarnaast worden de nefrostoma’s en externe zakjes voor de urine verwijderd door middel van de plaatsing van twee dubbel-J katheters in de urinebuis.

Klinische toestand in februari 2003:
- De patiënte leeft en heeft een goede gezondheidstoestand, zelfs zo goed dat zij honderden kilometers alleen per trein reist, in weerwil van de fatale prognose van overlijden vóór november 2002.
- Het gezwel is beduidend kleiner geworden.
- De onaangename symptomen zijn verdwenen.
- Ze is weer in gewicht aangekomen.

terminale baarmoederhalskanker doc1  terminale baarmoederhalskanker doc2  terminale baarmoederhalskanker doc3  terminale baarmoederhalskanker doc4  originele documenten (PDF)

terug naar de beginpagina