HET AANPASSINGSMECHANISME VAN CANDIDA

printvriendelijke versie

 

Er is slechts één tumor, maar er bestaan zoveel types, waarom? Volgens de officiële standpunten, die de genetische verandering zien als de basis van de neoplastische ontwikkeling, kan deze op ongeacht welk gebied verschijnen, met alle mogelijke typologische differentiaties.
Vanuit microbiologisch oogpunt is het echter altijd de candida die de verschillende anatomische gebieden binnendringt, waarbij er verschillende reacties worden opgeroepen al naar gelang de geparasiteerde organen; dit gedrag hangt af van de hoeveelheid en kwaliteit van de betreffende weefsels. Een orgaan waarvan het bindweefsel is binnengedrongen, beschermt zichzelf door middel van cellulaire hyperproductie waarmee het probeert om de schimmelkoloniën, die neigen naar de volledige kolonisatie van het organisme, in te kapselen.
Op deze manier wordt de hele histologische variëteit van neoplasmata verklaard, die geen invloed blijkt te hebben op de bepaling van de oorzaak, die altijd en alleen bij de candida ligt.
Op deze manier kunnen enkele genen zich tijdens de vorming van een neoplasma overmatig uiten, oftewel sterker aanwezig zijn, om meer werk te kunnen leveren vanwege beschermende, hyperproductieve weefselnoodzaak. Deze reactie is normaal en in het geheel niet afwijkend.

Neem het volgende voorbeeld: als we een dode stekel nemen, bijvoorbeeld van een zee-egel, en deze eerst in de huid en daarna in de bronchiën, het bot, de hersenen en in andere lichaamsdelen enten, wordt er een immuniteitsreactie van het cellulaire type opgewekt die probeert om de stekel in te kapselen, oftewel een soort cocon te vormen om deze in op te sluiten.
Op dezelfde wijze ziet het immuunsysteem schimmelkoloniën, vanaf een bepaalde grootte, als vreemde lichamen die een reactie van inkapseling stimuleren die wordt uitgevoerd met het type cellen van het binnengevallen weefsel.
De stekel of de schimmel kan dus telkens een epithelioom, een adenocarcinoom, een osteosarcoom, een glioblastoom enzovoort veroorzaken.

In de eerste momenten van de invasie is het organisme in staat om rijpe cellen te sturen om de woekerende schimmels in te dammen: dit is het verschijnsel van de gedifferentieerde tumor. Naarmate de koloniën sterker worden en het weefsel uitgeput raakt, worden de cellen steeds onrijper totdat er sprake is van anaplasie.
Bovendien bepaalt de bestaande verhouding in een orgaan tussen gedifferentieerde weefsels en het bindweefsel, het reactievermogen en daarmee de mate van kwaadaardigheid van een neoplasma. Hoe minder edele cellen er zijn, hoe kwaadaardiger en invasiever de tumor is.
Aan de ene kant hebben we dus de onaantastbare edele weefsels (spierweefsel en zenuwweefsel) en aan de andere kant het eenvoudige bindweefsel. Het klierweefsel, dat het midden houdt tussen deze beide elementen, omdat het beschikt over die complexe structurering die het een bepaald vermogen tot inkapseling geeft ten opzichte van schimmels, kan zich tegen de invasie verzetten door het verschijnsel van een goedaardige tumor voort te brengen. Als we bijvoorbeeld kijken naar de schildklier, is te zien hoe de nieuwvormingen in deze klier alle gradaties van kwaadaardigheid kunnen hebben, ook wanneer ze histologische kenmerken van goedaardigheid hebben, zoals bij het ingekapselde folliculaire carcinoom dat vroeger goedaardig metastaserend adenoom werd genoemd.
Dit kan gebeuren omdat het concept ‘goedaardige tumor’ geen absolute betekenis heeft. Ook al lukt het schimmelcellen doorgaans niet om langs de barrière van gedifferentieerde cellen te komen, betekent dat in dit geval nog niet dat het in bepaalde omstandigheden niet lukt.
Daarom worden dergelijke nieuwvormingen in de oncologie als ‘bizar’ beschouwd.
Maar met de interpretatiesleutel van schimmelinfectie kunnen dergelijke eigenaardigheden gemakkelijk worden verklaard: wanneer het klierweefsel uitgeput raakt, kan de goedaardige tumor veranderen in een kwaadaardige.

In de praktijk is het altijd de candida die de verschillende weefsels aanvalt en zich telkens aanpast aan het type omgeving dat hij vindt. De specificaties die doorgaans worden gegeven met betrekking tot de verschillende candidasoorten (candida albicans, krusei, parapsilosis, glabrata, tropicalis en anderen), onderschatten het feit dat deze allemaal voortkomen uit één enkele stamvader die, wanneer deze genetisch muteert om de gastheer aan te vallen, verandert in één of andere stam.



open deze pagina in pdf-formaat

terug naar de beginpagina